Parallellen in andere tradities: Wu Xing en Pancha Bhuta
Het idee dat de wereld uit vijf fundamentele elementen of principes bestaat is niet uniek voor de Grieken. Ook in andere oude beschavingen vinden we vijfledige systemen terug, zij het met opmerkelijke verschillen. Een bekend voorbeeld is nummertje vijf: Wu Xing. Het Chinese Wu Xing laat zich vertalen als "vijf fasen" of "vijf bewegingen". Meer specifiek zijn dat hout, vuur, aarde, metaal en water. In tegenstelling tot de Griekse elementen, die gezien werden als bouwstenen van materie, beschouwt de Chinese traditie de vijf elementen veeleer als vijf dynamische processen, cyclische veranderingen in de natuur in een eeuwige kringloop van genereren en domineren. Zo voedt hout het vuur (want hout brandt en voedt vuur), vormt vuur as die aarde wordt, brengt aarde metaal voort (denk aan mineralen en ertsen), draagt metaal bij aan water (bijvoorbeeld door condensatie aan te trekken) en voedt water het hout (water laat bomen groeien). Kortom: een scheppende of voedende cyclus.
Tegelijk is er een controlerende, beheersende of neutraliserende cyclus: Hout doorboort Aarde, Aarde damt Water in, Water blust Vuur, Vuur smelt Metaal en Metaal hakt Hout om. Deze wederzijdse beïnvloeding illustreert een verfijnd evenwicht waarbij geen element op zichzelf staat, maar telkens de anderen voortbrengt of in toom houdt.
Opvallend is dat drie elementen bijna universeel voorkomen – aarde, water, vuur – maar dat de overige verschillen. Waar de Grieken lucht en ether verkozen, heeft de Chinese traditie hout en metaal. Dit duidt op een verschillend denkkader. De Grieken legden de nadruk op substantiële kwaliteiten en kosmische constanten (bijvoorbeeld ether als hemelstof), terwijl de Chinezen processen en transformaties benadrukten. Beide systemen werden gebruikt om een breed scala aan fenomenen te verklaren. In China werd Wu Xing toegepast op alles van seizoenswisselingen en het menselijk lichaam tot muziektonen en planetaire bewegingen. Evenzo gebruikten de Grieken en middeleeuwse Europeanen de vier/vijf elementen om temperamenten te verklaren (galenische humores), geneeskrachtige werkingen toe te schrijven en de kosmos te duiden.
Andere culturen kenden eveneens vijf elementen. In de Indische filosofie spreekt men van de Pancha Mahabhuta (vijf grote elementen): Prithvi (aarde), Apas (water), Agni (vuur), Vayu (lucht) en Akasha (ether/ruimte). Interessant genoeg koppelen sommige interpretaties daar de zintuigen aan: aarde kan men met alle vijf zintuigen waarnemen, water met vier (geen reuk), vuur met drie (geen smaak of reuk), lucht met twee (alleen horen en voelen) en ether slechts met één (alleen het horen van bijvoorbeeld etherische vibraties). Dit weerspiegelt een hiërarchie van dichtheid en kenbaarheid: hoe subtieler het element, des te minder zintuigen het rechtstreeks kunnen vatten. Zo komen we een vergelijkbaar idee tegen als bij Aristoteles’ ether: een element dat onze zintuigen te boven gaat en enkel indirect herkenbaar is.
We kunnen besluiten dat het vijfelementenstelsel een terugkerend motief is in de menselijke zoektocht naar orde in de natuur. Hoewel de concrete invulling verschilt – de Grieken keken naar materie en kwaliteiten, de Chinezen naar transformatie en processen – delen zij de intuïtie dat het getal vijf een sleutel is tot het begrijpen van de wereld.
Het pentagram: geometrie, gulden snede en zelf-gelijkenis
Bijzonder mooi aan het pentagram is dat er een verborgen, als het ware “fractale” structuur in schuilt waarin de gulden snede op allerlei manieren opduikt. Wanneer men een pentagram tekent, verschijnt er in het midden een kleiner vijfhoekig figuur – een regelmatig pentagon – en vanuit elk van de vijf hoeken daarvan kan men weer een nieuw pentagram construeren. Dit proces kan in theorie oneindig doorgaan want binnen elk pentagram zit een pentagón dat weer een pentagram kan voortbrengen, enzovoort. Deze eigenschap maakt het pentagram een schoolvoorbeeld van zelf-similariteit: op elke schaal verschijnt dezelfde vorm opnieuw.
De Pythagoreeërs waren zich bewust van de bijzondere verhoudingen in het pentagram en bestudeerden het nauwgezet. Volgens latere verhalen deed Hippasus van Metapontum in hun kring de schokkende ontdekking van irrationale getallen. Of hij dat nu precies bij een vierkante diagonaal of bij de vijfhoekige proporties van het pentagram doorzag, valt niet met zekerheid te zeggen. Duidelijk is wel dat de verhouding tussen bepaalde lijnstukken—bijvoorbeeld tussen de zijde en de diagonaal van een regelmatige vijfhoek—niet in een simpele breuk valt uit te drukken. Deze beroemde gulden verhouding (ongeveer 1,618…) kent eindeloos veel decimalen zonder repeterend patroon. Voor een school die geloofde in ‘alles als getal’ moet dat een even fascinerende als ontregelende ontdekking zijn geweest.
De φ-verhouding heeft de eigenschap dat φ = 1 + 1 / φ. In mensentaal zegt de formule dat Phi ontstaat door het ene te vermeerderen met alle mogelijkheden van zichzelf. In de praktijk houdt dat in dat wanneer men een lijn volgens deze verhouding verdeelt, men steeds een kleiner stukje overhoudt dat weer dezelfde verhouding behoudt. De ontdekking van Hippasus, dat een dergelijke verhouding oneindig doorloopt en dus nooit een exact af te meten restwaarde heeft, was destijds revolutionair. Volgens de legende werd zijn inzicht met zoveel afschuw door de Pythagoristen ontvangen dat Hippasus als gevolg op zee vermoord werd. Voer voor de vissen. Grote kans dat dit verhaal uit de Griekse duim werd gezogen, het werd namelijk pas vele jaren na zijn dood opgetekend. Toch blijkt het voldoende spectaculair en illustratief om de tand des tijds te overleven. Vermoedelijk wou men ermee duidelijk maken hoe geschokt de Pythagoreeërs waren toen ze kennis maakten met irrationele getallen. De eenheid werd plots een dynamisch verdiepend iets in tegenstelling tot een afgebakend zichzelf in eenheid verhoudend iets. Als het wél waar zou blijken te zijn dan waren voor die tijd actuele grapjes als φφ doet ππ in het oude Griekenland misschien wel dodelijk. Hoe het ook zij, het pentagram belichaamt met zijn φ-irrationaliteit in wiskundige zin het idee van het oneindige in het eindige: elke punt van de ster deelt de andere lijnen volgens de gulden snede, en binnen de ster nestelt zich weer een kleinere ster in een soort oneindig proces. In een wereld waarin alles wat men leven noemt eigenlijk dood gaat, ligt het echte leven verborgen in de patronen achter het gordijn. Phi is een speciale verhouding die, natuurlijk samen met vele andere patronen, in ieder punt in ieder moment van de wereld om ons heen verborgen zit.
De geometrische schoonheid van Phi was niet alleen een wiskundige curiositeit, maar kreeg op vele verschillende manieren een diepgaande spirituele duiding. De gulden snede werd gezien als een goddelijke proportie, een teken van de geometrische orde die de schepping doordringt. Het in het pentagram aanwezig zijn van deze verhouding – en bij uitbreiding in de vijfhoek en decagoon – gaf het figuur een heilig aura bij de Platonisten en neopythagoristen. De oneindige deling en herhaling binnen de pentagramstructuur symboliseert de hermetische wijsheid “zo boven, zo beneden”: in het kleinste deel weerspiegelt zich de structuur van het grotere geheel, en het patroon van de kosmos herhaalt zich in de mens en de natuur. Met andere woorden, het pentagram toont visueel de relatie tussen de microkosmos en macrokosmos. Elke kleine vijfhoek in de ster is een eigen microkosmos die lijkt op de grote vijfhoek daaromheen (de macrokosmos). Dit inzicht sloot naadloos aan bij de latere hermetische en esoterische filosofie, waarin de mens (microkosmos) gezien wordt als een afspiegeling van het universum (macrokosmos).
De ‘Vlammende Ster’ in de Vrijmetselarij
Met zo'n diepe symboliek mag het geen verrassing zijn dat het pentagram en de leer van de vijf elementen een prominente plaats innemen in diverse geheime genootschappen en tradities klein tot groot. Bekijk alleen al de landsvlaggen met pentagrammen erin. Zowel mystieke ordes als occulte broederschappen hebben het vijfpuntige symbool omarmd en geïntegreerd in hun rituelen, leringen en iconografie.
In de Vrijmetselarij verschijnt het pentagram als de Blazing Star of Vlammende Ster, een van de meer herkenbare symbolen in tempelloges. De Blazing Star wordt doorgaans afgebeeld als een stralende vijfpuntige ster (met in het midden de letter G) en staat symbool voor goddelijke voorzienigheid, waarheid en verlichting. In de traditie van de Vrijmetselaars verwijst de ster naar het alziend oog van God en de vonk van spiritueel licht die de zoeker leidt. De G in het midden wordt meestal gelinkt aan ‘God’, ‘Gnosis’ of zelfs ‘Geometrie’. De precieze invulling hangt af van de obediëntie en het maçonnieke rituaal.
Men zegt dat de vijf punten van de ster de vier windrichtingen voorstellen plus een vijfde punt dat het alles overstijgende principe voorstelt – vaak uitgelegd als de aanwezigheid van de Goddelijke Geest die overal tegelijk is. Zelfs hier in deze tekst, geen ontsnappen aan. Daarmee belichaamt de vlammende maçonnieke ster een vergelijkbare opvatting als het klassieke pentagram: vier wereldse punten en één hemelse. Het herinnert de Vrijmetselaar eraan dat hij zijn morele kompas op het goddelijke moet richten en steeds moet streven naar wijsheid en zelfverbetering, met het besef dat een hogere waarheid (de vijfde punt) de aardse vierkant overspant. Tijdens initiatierituelen prijkt de vlammende ster op logevloeren, banieren of plafondschilderingen, om aan te geven dat het “hemelse licht” neerdaalt in de loge en de plechtigheid verlicht. Hoewel de Vrijmetselarij geen expliciete leer van de vier klassieke elementen onderwijst op de manier van bijvoorbeeld alchemisten, komt het concept van vijfheid en midden (het centrum in/van het kwadraat) indirect terug in veel van haar symboliek. De Blazing Star verenigt als het ware de vier basisrichtingen/elementen door de vijfde, centrale essentie – een mooi parallel met de kwintessens van de oude filosofen.
Menselijke microkosmos en spirituele krachten
Het pentagram werd in de loop der eeuwen ook expliciet verbonden met de mens zelf. Middeleeuwse en renaissance-geleerden tekenden vaak een menselijke figuur met gespreide armen en benen in een pentagram, zodat elke punt samenviel met het hoofd en de vier ledematen. Zo’n Vitruviaanse mens in een pentagram illustreerde dat de mens een miniatuur-universum is: vijf ledematen die overeenkomen met de vijf elementen en de vijf punten van de ster.
De van origine Russische Helena Blavatsky legde de basis voor veel moderne westerse esoterie, met synthese van oosterse mystiek, gnostiek en westerse symboliek. De 19e-eeuwse stichteres (samen met Henry Steel Olcott) van de Theosofische Vereniging vatte het als volgt samen: “de zespuntige ster (hexagram) representeert de macrokosmos – de universele geest en materie. Het pentagram representeert eveneens geest en materie, maar dan zoals die zich in de mens manifesteren. Als embleem van de microkosmos (de ‘kleine universum’) weerspiegelt het getrouw de macrokosmos (de grote kosmos), en het is het teken van de suprematie van de menselijke geest (of intellect) over de bruto materie.”
Met andere woorden, een opwaarts gericht pentagram (één punt bovenaan) staat voor de heerschappij van de geest over de vier lagere natuurelementen – een harmonieuze orde waarin de rationele of goddelijke kern de meer dierlijke driften samen met hun materiële aspecten controleert. Deze interpretatie werd wijd verbreid in westerse occultistische kringen.
Het pentagram heeft door verschillende groepen en tijden heen zowel positieve als negatieve connotaties gekend, afhankelijk van de context en oriëntatie. Hoewel het gaat om een oneindig proces in een cirkel (die je dus vrijelijk alle kanten kunt opdraaien zonder betekenis te verliezen) zijn er doorheen de tijd wat extra esoterische spelregels ontstaan.
In de esoterie geldt overwegend: één punt omhoog duidt op de geest die de materie leidt (het goede principe), terwijl een omgekeerd pentagram (twee punten omhoog) vaak wordt geassocieerd met het primaat van het lagere, materiële of zelfs duivelse, het blinde.
Éliphas Lévi, een invloedrijke Franse occultist uit de 19e eeuw, tekende een Baphomet-achtige figuur die hij symbolisch verbond met de oud-Egyptische god Banebdjedet, die in Mendes werd vereerd als een ramachtige godheid. Lévi stelde dat het omgekeerde pentagram hét symbool was van de zogenaamde "Geit van Mendes" of Baphomet – een iconische voorstelling waarbij het hoofd van een geit perfect in het omgekeerde pentagram past. Hij beschreef dit teken als de hiëroglief van zwarte magie, terwijl hij het rechtopstaande pentagram juist associeerde met licht en kosmische orde.
Deze creatieve interpretaties benadrukken het idee dat het pentagram een bijzonder krachtig magisch symbool is, dat de dualiteit belichaamt tussen kosmische harmonie en wanorde. Met φ in het eeuwig kloppende hart ervan. Helena Blavatsky merkte hierover zelfs op dat "de meeste mysteries van de kabbalistische of ceremoniële magie, evenals alle kabbalistische sleutels, vervat liggen in het vlammende pentagram, dat door Chaldeeuws-Hebreeuwse kabbalisten als het krachtigste magische teken werd beschouwd."
Haar uitspraak onderstreept hoe het pentagram binnen de esoterische traditie fungeerde als een sleutel tot geheime kennis. Een compact symbool waarin universele wetten, menselijke anatomie en goddelijke geometrie samenkomen.
Blavatsky en haar Theosofen schetsten doorheen de tijd een breed esoterisch kader. In haar Geheime Leer schrijft ze uitgebreid en met zeer beeldende (vaak ongrijpbaar breed interpreteerbare) taal over kosmische elementen en beginselen. Zij zag de westerse vier elementen als overeenkomend met de hindoefilosofie (waarbij akasha de allesbevattende ether is) en legde verbanden met spirituele energieën. Theosofen gebruiken het pentagram graag. Meestal is het in de vorm van een pentakel, een pentagram in een cirkel, symbool voor de uitgezuiverde persoonlijkheid die openstaat voor het hogere zelf. In theosofische schema’s worden soms kleuren of energieën aan de punten verbonden die overeenkomen met menselijke principes. Bijvoorbeeld werd de top van het pentagram geassocieerd met Atman (het hoogste Zelf), en de lager gelegen punten met aspecten als denken, emotie, levenskracht en fysiek lichaam. Zo werd het pentagram een diagram van de menselijke constitutie, waarin de evolutie van bewustzijn door elementaire lagen wordt geschetst.
Rozenkruisers, hermetici, something, something, dark side
Ook de Rozenkruisers en hermetische broederschappen (zoals de 19e-eeuwse Hermetic Order of the Golden Dawn) werkten intensief met de vijf elementen en het pentagram. In hun leringen werden de klassieke elementen gezien als spirituele bouwstenen van zowel de materie als de ziel. De Rozenkruisers combineerden christelijke mystiek met kabbala en alchemie; in afbeeldingen van het rozenkruis-symbool ziet men soms vier rozen of symbolen voor de elementen rondom een centrale roos (geest) – wederom het quincunx-patroon van vier plus één, verwant aan het idee van het pentagram. Zij zagen de mens als samengesteld uit elementaire principes en geloofden dat door spirituele oefening de lagere elementaire natuur kon worden getransmuteerd in hogere, vergankelijke in onvergankelijke. Het pentagram gold daarbij als teken van de volmaakte mens waarin dit proces geslaagd is.
Misschien is het u reeds opgevallen: eenheid blijkt lastig om in dezelfde vorm te behouden. In de loop der eeuwen ontstonden er dus ook binnen de Rozenkruisertraditie uiteenlopende stromingen. Sommige richtten zich op innerlijke vernieuwing en stille contemplatie, andere trokken steeds meer richting ritueel, symbolisch werk en magische opwekkingprobeersels. De éne sector brak ego af, de andere pompte het liever op. Zo ontstond er een geleidelijke opsplitsing tussen de mystiek-christelijke lijn en de hermetisch-ceremoniële. In de 20e eeuw maakte de Ancient Mystical Order Rosae Crucis (AMORC) het esoterisch gedachtegoed toegankelijk voor een breed publiek. Via gradenstelsels, meditatieve oefeningen en symbolische lessen boden ze een gestructureerd pad naar zelfkennis en innerlijke verlichting. In Nederland en België koos het Lectorium Rosicrucianum voor een iets andere benadering, waarin de geestelijke wedergeboorte en het universele Christusbeginsel centraal staan – zonder magie, maar met een mystieke nadruk op het innerlijk werk. Afwerpen wat niet van jezelf is, zonder daarbij een stempel van de goedkeuring of acceptatie nodig te hebben of krijgen.
Parallel daaraan voltrok zich een ander pad: de hermetische traditie, die teruggrijpt op teksten toegeschreven aan Hermes Trismegistus. Voor de duidelijkheid: Hermes was geen persoon in de traditionele zin van het woord. Rond de 2e-3e eeuw na Christus voegde men in Alexandrië hun Egyptische en Griekse goden van de wijsheid samen. Wijsheid is wijsheid dus Thoth en Hermes werden één, dachten ze. Na de bloeiperiode in Alexandrië werd het hermetisme geleidelijk gemarginaliseerd, maar het verdween nooit volledig. Het overleefde als een onderstroom – fluisterend tussen kloostermuren, alchemistische laboratoria en kabbalistische diagrammen.
In de 18e en 19e eeuw kwam de hermetische traditie opnieuw tot bloei. Het weefde de klassieke elementen, astrologie, alchemie, tarot en ceremoniële magie samen tot een nieuw gemoderniseerd smaakje. De invloedrijke Golden Dawn-club bracht dit tot volle wasdom: in haar rituelen werden pentagrammen getekend in de lucht, elementen aangeroepen, en aartsengelen in de vier windstreken gevisualiseerd. Het Kleine Ritueel van het Pentagram – een ritueel dat bedoeld is om heilige ruimte te creëren en het aura van de magiër te zuiveren – werd een dagelijks anker voor de ingewijde. Het pentagram fungeert hier letterlijk als een portaal voor elementaire krachten en als beschermend zegel want de magiër staat in een cirkel van getekende of geknutselde pentagrammen, alsof hij omringd is door een wand van sterren die geen disharmonische invloed doorlaten. De Golden Dawn leerde volgelingen dat het beheersen van het pentagram (en daarmee van de elementaire wereld) een noodzakelijke eerste stap is op weg naar hogere magie (aangegeven door het hexagram-ritueel dat daarop volgt, gericht op planetaire en goddelijke krachten). Wie de krachten die we lucht, vuur, water en aarde noemen beheerste, werd geacht de brug te slaan naar hogere sferen, vertegenwoordigd in het hexagram: de macrokosmos.
“Zo boven, zo beneden,” was de manier van de Hermetische traditie om te zeggen dat onze realiteit ontzettend veel sporen van zelfgelijkenis bevat. Het pentagram (microkosmos) en hexagram (macrokosmos) vullen elkaar in dit verband mooi aan: hermetici beschouwden de zeshoekige Davidster als symbool van de krachten van de macrokosmos. Zoals de zes sefiroth (Zeir Anpin) rondom de goddelijke drie-eenheid in de Kabbala, terwijl het vijfpuntige pentagram de mens en zijn vermogens representeert. In sommige magische diagrammen staat het pentagram op het hoofd van een mensfiguur (menselijke wil), en het hexagram over het hart (goddelijke liefde), waarmee aangegeven wordt dat de ingewijde beide in evenwicht moet brengen. Hoe dichter bij eenheid, hoe meer beelden zeggen vergeleken met woorden.
Er zit nog een andere kant aan deze hermetische traditie: het was een kweekbodem voor de radicalere tak met als exponent daarvan het werk van Aleister Crowley, Mister Beast avant la lettre. Waar Blavatsky de sterren indook om de ziel te redden, daalde haar spirituele tegenpool af in het labyrint van het zelf om daar te onderzoeken hoe vet het ego te bemesten viel. Ooit ingewijd in de Golden Dawn, brak Crowley met het gevestigde esoterisch discours en formuleerde zijn eigen doctrine onder het motto "do what thou wilt shall be the whole of the law". Verheerlijking van de vrije wil in een poging die af te stemmen met diens diepere levenspad. Zo onderwees hij net als voorloper Blavatsky dat de vijfpuntige ster het symbool van de mens is, terwijl de zespuntige ster (het hexagram of de Davidster) het symbool van het goddelijke of de geestelijke macrokosmos is. De versmelting van beide – mens en god, microkosmos en macrokosmos – zag Crowley als het ultieme doel van de esoterische oefening, het zogenaamde Grote Werk. Zijn leer verschoof het zwaartepunt van het pentagram als symbool van harmonie naar dat van persoonlijke macht en goddelijke zelfverwerkelijking. Welkom bij de schaduwkant. Waar de klassieke Rozenkruiser de mens zag als afspiegeling van de kosmos, zag Crowley de mens als medeschepper ervan – een gedachte even verheffend als gevaarlijk. Sommigen noemen hem een revolutionaire mysticus, anderen een element van de duivel. Onmiskenbaar is dat hij het pad van de Rozenkruiser op zijn kop zette en minstens zelf symbool staat voor enkele doornen op de kroon van het denken.
Nu we de geschiedenis aan het overlopen zijn: de theurgie (uitgesproken als thee-urgie) verdient hier een bijzondere vermelding, al was het maar omdat Crowley graag uit dat vaatje tapte. Theurgie is de kunst van het “werken met goddelijke krachten” die teruggaat op Neoplatonische filosofen als Jamblichus en Proclus, en die - alles komt terug - in de renaissance nieuw leven werd ingeblazen. Theurgen trachtten door rituelen, vaak gebruikmakend van symbolen en zegels, de aanwezigheid van godheden of engelen op te roepen voor spirituele verheffing. Het pentagram, als symbool van de heilige mens en de macht over de elementen, werd in zulke contexten ingezet als beschermingssymbool én sleutel. Middeleeuwse magische boeken met spreuken, die men spookachtig betitelt als grimoires, tonen soms pentagrammen of vijfhoekige zegels – in sommige gevallen aangeduid als een Zegel van Salomon die op deuren of voorwerpen werden geplaatst om boze geesten te weren. Vaak tevergeefs natuurlijk want bijgeloof brengt ongeluk...
Planten, planeten en piepkleine pentagrammen
Hoewel het pentagram vaak wordt benaderd vanuit filosofische of esoterische hoek, zijn er ook verrassende parallellen in de wiskunde en natuurkunde die de bijzondere plaats van vijfvoudige structuren en fractale patronen in de werkelijkheid onderstrepen. Wetenschappelijke observaties van zowel vroeger als nu bevestigen dat de natuur een voorliefde lijkt te hebben voor vijfvoudige symmetrie – iets wat de ouden intuïtief reeds belangrijk achtten, maar pas laat proefondervindelijk werd begrepen.
We treffen veelvuldig pentagram-achtige structuren aan. Kijk bijvoorbeeld naar het bloemenrijk; vijfbladige bloemen komen buitengewoon vaak voor. Rozen, orchideeën, appelbloesems, wilde bloemen – talloze soorten vertonen een vijfdelige bloemsymmetrie, met kroonbladeren gerangschikt als een pentagon. In de dierenwereld zien we vergelijkbare patroon bij onder andere zeesterren, zee-egels, mensen en zanddollars. Deze biologische pentametrie (bestaat dit leuke woord?) valt op en toont dat willekeur zo ongeveer het laatste is dat we zullen aantreffen.
Of het de mooie Phi-verhoudingen volgt of niet, de wereld om ons heen (en daarbinnen) bevat veel variaties van hetzelfde. We zien delingen en de voortdurende interactie tussen onderdelen. Phi komt daarbij terug omdat - van micro- tot macrokosmos - bestaansmogelijkheden optimaal worden uitgeprobeerd. De kern van het schouwspel is bescheiden en eenvoudig want Moeder Natuur hoeft niet zo heel ver te kunnen tellen om de hele wereld and then some te kunnen creëren. Eindeloos opsplitsen in twee is reeds voldoende, soms als twee-eenheid, soms als drie-eenheid. Daarbij is de ideale verdeling reeds in de kern bekend, van in het begin, zonder dat het op dat moment in de tijd te zien hoeft te zijn. Zoals de volledige zonnebloem reeds in zijn zaadje zat en zoals iedere zonnebloempit op exact de goede plaats in de spiraal zit, zo bevinden wij ons allemaal op precies de goede locatie in het leven. Alles is op ieder moment op de goede plaats voor optimaal resultaat, hoe zou het anders kunnen? Of wij mensen die optimale momenten ook dusdanig benutten is natuurlijk een geheel andere vraag...
Om samenhang, patronen en betekenis in de sterren en planeten te vinden besteedde onze mensheid een aanzienlijk deel van de beschikbare tijd aan staren naar de nachtelijke hemel. Tijdens die sessies ontdekte men een fascinerend astronomisch fenomeen: de pentagram-baan van Venus die we in een vorig artikel reeds kort aanhaalden. De oude Babyloniërs en later Pythagoreeërs merkten op dat de planeet Venus (die ook met de godin van de liefde werd geassocieerd) elke 8 jaar ten opzichte van de aarde een bijna perfect pentagram in haar synodische omloopbaan tekent. Na 8 jaar keert de positie van Venus aan de hemel terug, en de tussenliggende conjuncties (samenstanden) met de Zon vallen op vijf punten in de dierenriem die een vijfhoek vormen. Een pentagram in de dierenriem, dat trekt van heinde en ver bekijks. Dit prachtige kosmische “teken” maakte diepe indruk op de astronomen van vroegere tijden. Het kan verklaren waarom men de pentagramster ook wel zag als symbool van Ishtar/Venus in Mesopotamië en van Venus/Aphrodite in Griekenland. We kunnen zelfs letterlijk een hemelse parallel trekken: de planeet van de liefde “tekent” een pentagram in de lucht, alsof het bevestigt dat deze geometrie niet slechts menselijke abstractie is, maar door de kosmos zelf wordt voortgebracht. Een bevestiging van de harmonie der sferen – de gedachte dat planeten volgens geometrische verhoudingen bewegen. Dat fascinerende idee werd later door de Duitse astronoom Johannes Kepler in zijn Mysterium Cosmographicum (1596) onderzocht, waarin hij overigens ook de vijf Platonische lichamen tussen de planetenbanen plaatste. Die platonische aanpak bleek later niet volledig correct te zijn en in de opvolger Harmonices Mundi (1619) presenteerde hij ons zijn drie beroemde natuurwetten waarmee de bewegingen van planeten wél correct verklaard konden worden. Platonisch of niet, alles bleef ritme en (regel)maat binnen in het éne.
Van de wereld van het grote terug naar het kleine. In deel 2 van deze Phi-reeks raakten we de moderne kristallografie reeds even aan. In die tak van wetenschap dacht men lange tijd dat vaste stoffen (kristallen) alleen twee-, drie-, vier- of zesvoudige symmetrie konden hebben. Een vijfvoudige symmetrie achtte men onmogelijk omdat vijfhoeken niet periodiek tegelgewijs (als een mozaïek) de ruimte vullen. Pas in 1984 werden zogenaamde quasi-kristallen ontdekt – materialen met een ordelijke structuur die vijfvoudige symmetrie vertonen, maar niet tweevoudig repetitief zijn zoals normale kristallen. Deze quasikristallen, waarvan de atomaire patronen verwant zijn aan de beroemde Penrose-betegeling (een aperiodiek patroon met vijfhoekige motieven), bewezen dat de natuur ook op atomair niveau “magische” vijfhoekige orde kan hebben. Vijfvoudige symmetrie was dus niet verboden in de kristalwereld, het was enkel verborgen in een niet-regelmatige, fractaal-lijkende orde. Dit is een treffend wetenschappelijk parallel met de esoterische fascinatie voor de pentagram: wat men ooit voor onmogelijk hield (vijfhoekige orde in materie) bleek toch te bestaan, zij het op een meer complexe manier. Wetenschappers merkten bij die ontdekking op dat de vijfvoudige symmetrie “sinds de oudheid met mystiek en magie geassocieerd was” en dat het des te bevredigender was haar nu in metallurgische structuren terug te vinden.
Daarnaast zijn in de fractale geometrie – de wiskunde van zelf-gelijkende patronen – echo’s van het pentagram-motief te vinden.
Hoewel klassiekers als de Mandelbrot-fractal andere symmetrieën hebben, is er bijvoorbeeld de zogenaamde Pentaflake, een fractal die ontstaat door een pentagon te omringen met vijf kleinere pentagonen op elk zijvlak, en dat eindeloos te herhalen. Het resultaat ziet u aan de rechterkant, een prachtige vijfhoekige sneeuwvlok-achtige figuur die oneindig complex is, vol met mini-pentagrammen. Zulke constructies illustreren “in het platte vlak” wat het pentagram in essentie al in zich had: oneindige diepte. Ze tonen ook dat fractale principes geen modern verzinsel zijn, maar al sluimerden in klassieke symbolen.
Men zou zelfs kunnen stellen dat de Hermetische leer van microkosmos = macrokosmos een voorloper is van de fractalgedachte: het idee dat patronen zich herhalen van groot naar klein. Het pentagram was daarvan een mystiek diagram, eeuwen voordat Benoît Mandelbrot fractals populariseerde. Zo bezien slaat het pentagram een brug tussen oude wijsheid en moderne wetenschap. Realistisch ingestelde denkers kunnen het zien als een symbool dat opmerkelijke wiskundige eigenschappen heeft (gulden snede, vijfvoudige symmetrie, zelfherhaling) welke in de natuur voorkomen, terwijl esoterisch georiënteerden het beschouwen als een kosmisch zegel dat de handtekening van de schepping draagt.
Kern van de leer, de deling der delingen, de blaas van de vis
Waarom ligt er een (occulte en religieuze) associatie tussen het hogere en een hexagram en tussen het aardse lagere en een pentagram?
Om het fenomeen te kunnen doorgronden starten we bij de rijke eenvoud van de cirkel. Eén cirkel staat symbool voor de Monade, de ondeelbare Eenheid of het Absolute met hoofdletter a. De straal van de cirkel is één, wat staat voor volledig bewustzijn. Alles wat binnen deze cirkel gebeurt is uitbreiding van bewustzijn, zonder dat één ooit méér wordt dan één. Eén is in deze context namelijk beter te begrijpen als een verhouding die aangeeft dat iets de volste vorm van zichzelf is.
Wanneer we vanuit de rand een tweede cirkel tekenen tot aan het middelpunt van de eerste, ontstaat er dualiteit. Beide delen hebben vanuit hun individuele perspectief een volledig bewustzijn. De Pythagoreeërs noemden deze tweede cirkel de Dyade. Het representeert noodzakelijke polariteit om manifestatie mogelijk te maken: mannelijk-vrouwelijk, licht-duister, geest-materie, stilstand-spin. Dit proces van “één wordt twee” kan net zo goed worden vergeleken met celdeling: alsof de oorspronkelijke, onstoffelijke oer-cel zich opsplitst in twee gespiegelde helften.
In de klassieke Griekse visie was de eerste cirkel, de Monade, de "vader" van alle getallen en de tweede cirkel, de Dyade, de "moeder" ervan. Dit principe is nog terug te vinden in onze taal: het woord "materie" verwijst naar het Latijnse "mater" (moeder). Hiermee benadrukken we dat de stoffelijke wereld - materie - de vrouwelijke manifestatie is waarin de mannelijke, spirituele Monade zich kenbaar maakt.
Deze gedachte van dualiteit en manifestatie vindt een intrigerende parallel in het concept van Maya uit de oosterse filosofie. Maya is het principe dat ervoor zorgt dat de oorspronkelijke eenheid zich toont als een veelvoud van afzonderlijke dingen, elk met een eigen naam en vorm. Dit fenomeen noemen we een illusie omdat, zodra de Monade zichzelf individualiseert via de Dyade, het lijkt alsof zij uiteenvalt in vele afzonderlijke entiteiten. Elk van deze perspectieven vormt een geldige realiteit, maar de illusie ligt juist in het feit dat ze nog steeds verbonden zijn in een oneindig web van holografische eenheid en oneindigheid. De velen zijn simpelweg reflecties van de Ene, bekeken vanuit talloze unieke en gevarieerde gezichtspunten.
Dit betekent overigens niet dat de fysieke werkelijkheid niet werkelijk is. Integendeel, ze is buitengewoon reëel. De illusie schuilt erin dat de zichtbare werkelijkheid slechts het topje van een kosmische ijsberg is. Het topje dat onze methodes van waarneming kunnen registreren, want er ligt veel meer aan de werkelijkheid ten grondslag dan wat direct zichtbaar is. Maya overtuigt ons ervan dat ons beperkte, individuele perspectief de enige ‘echte’ werkelijkheid is, terwijl we deel uitmaken van iets veel groters.
De Vesica Piscis - wat “vissenblaas” in het Latijn betekent - is een prachtig symbool dat deze dynamische balans tussen dualiteit en eenheid visueel duidelijk maakt. Dit is het amandelvormige gebied dat ontstaat wanneer twee cirkels elkaar overlappen, elk precies met het middelpunt op de rand van de ander. Deze vorm, ook bekend als Mandorla (Italiaans voor "kleine amandel"), symboliseert de heilige ruimte waarin tegengestelde principes samenkomen en harmonieus versmelten. Kunstenaars en spirituele tradities plaatsen al eeuwenlang Jezus Christus en andere heilige figuren in deze geometrische troon als teken van het goddelijke dat zich manifesteert in materiële vorm.
Binnen dit sacrale gebied van de Vissenblaas Piscis vormt zich voor het eerst een gelijkzijdige driehoek, zelfs twee gespiegelde driehoeken. Dat was voor Euclides destijds zó speciaal dat hij de driehoek tot eerste "volle" vorm bombardeerde. Het is de eenvoudigste hoekige vorm die een gebied volledig afbakent door lijnen of krommen. Die twee aan elkaar gespiegelde drievoudige zuilen zijn de eerste sporen van iets dat lijkt op de afgebakende wereld die we met eigen ogen kunnen aanschouwen. Met nóg andere woorden: uit de één (cirkel) komt de twee (de nieuwe cirkel in de eerste) voort, en uit hun interactie (de Vesica Piscis in het midden) verschijnt de drie (de twee driehoeken). Het is de getalsmatige drie-eenheid of Triade die in (bepaalde) kringen symbool staat voor de eerste vormgeving van de schepping en waar onze moderne wiskunde nog steeds zijn wortels:) aan dankt.
Met het ontstaan van de Vesica Piscis verschijnen voor het eerst ook de vaste geometrische verhoudingen die we in de middelbare school in wiskundelessen leren te herkennen en gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan √1, √2, √3, √4, √5 en ga zo maar door met (vierkants)wortel schieten. Het begrip vierkantswortel is een speciaal iets. Tellen doet men altijd met (onder)delen. Die (onder)delen verhouden zich altijd tot een geheel. De wiskundeleraar zal het u mogelijk niet als dusdanig hebben aangeleerd (ondanks het abstracte kantje van het vak zijn de meeste eerder praktischer georiënteerd) maar de vierkantswortel symboliseert feitelijk de innerlijke deling van het geheel — het terugvinden van de oorspronkelijke eenheid die in het kwadraat verborgen ligt. Ze onthult hoe het veelvuldige ontspringt aan het ene, en hoe het ene zich deelt zonder zichzelf te verliezen. Het vormen van de Vesica Piscis kan daarom gezien worden als de fundamentele daad van het leven – het begin van alle groei. Het is de splitsing van de Absolute eenheid, dé Splitsing der Splitsingen met hoofdletter s. De meest fundamentele en diepgaande deling die volgens de verhalen in Grieks-tragische tijden zelfs tot een moordpartij zou hebben geleid — Hippasus, wiens vermeende irrationale dood eerder de revue passeerde.
Waarom is deze deling zo diepgaand? Wanneer iets zich afsplitst van het Éne, ontstaat er een identiteit die anders is dan de bron. Dit afgesplitste deel zoekt automatisch naar een nieuwe volheid, maar kan nooit even volledig zijn als de oorspronkelijke Eenheid. Dit verlangen naar zelfstandigheid creëert een paradox: het verlangen om anders te zijn moet zó diep begrepen worden dat het uiteindelijk oplost. De ironie is dat alleen door het volledig begrijpen van afscheiding, de afscheiding kan verdwijnen en volheid bereikt wordt.
Na de Vesica Piscis ontstaan steeds meer cirkels vanuit hetzelfde oorspronkelijke middelpunt (de monade). Iedere nieuwe cirkel representeert een volgende stap in het manifestatieproces: een verdere emanatie vanuit het Absolute naar de veelheid van de schepping.
In de alchemie symboliseert iedere toegevoegde cirkel een fase in het bewustwordingsproces van het Zelf: Solve et Coagula. Dat is een proces van ontbinding en hereniging of van afbreken en opnieuw opbouwen. Iedere nieuwe deling, iedere toevoeging van een cirkel is een stap waarin de mens innerlijk bewustzijn wint over dualiteiten en polariteiten, en waarin hij de mystieke transformatie van lood (onwetendheid, gescheidenheid) naar goud (eenheid, verlichting) ondergaat. Deze kosmische transmutatie manifesteert zich geometrisch als steeds groter wordende symmetrische figuren, zoals de bloemblaadjes die al snel verschijnen uit verdere toevoegingen aan het Vesica Piscis patroon.
Wanneer zes cirkels symmetrisch rondom een zevende centrale cirkel worden geplaatst, ontstaat het patroon dat bekend staat als het Levenszaad. Dit Levenszaad-patroon illustreert waarom het hexagram symbool staat voor de macrokosmos. Het toont hoe het universum zich ontvouwt vanuit één centraal punt in een harmonische balans.
Het Levenszaad-patroon kan verder uitgebreid worden tot de meer bekende Levensbloem: een patroon van negentien of meer overlappende cirkels. Dit patroon wordt beschouwd als de blauwdruk van de schepping, waarin verborgen geometrieën terug te vinden zijn, zoals de Platonische lichamen en Metatron’s Cube. Ook het Levens-ei (een vroege embryonale vorm) vloeit voort uit dit patroon, wat symbolisch de kiem van het leven representeert.
De reis van één cirkel naar complexe patronen zoals Vesica Piscis, Levenszaad en Levensbloem laat zien hoe een eenvoudige deling kan leiden tot enorme complexiteit. Deze geometrische patronen vormen de basis voor wiskunde, natuurkunde en alle andere kundes die te maken hebben met begrijpen van de patronen in onze wereld. De relatief eenvoudige symboliek biedt diepe inzichten in het ontstaan van het universum en bewustzijn. Door deze patronen te bestuderen, zowel wiskundig als filosofisch, ontdekken we dat in de eenvoudigste structuren de diepste mysteries verborgen liggen. De cirkel is niet alleen een geometrische vorm, maar ook een krachtig symbool van eenheid, schepping en bewustzijn.
Waar is het pentagram?
Tot nu toe richtten we onze aandacht vooral op de macrokosmos, de grote kosmische harmonie waarin elke cirkel een wereld vertegenwoordigt van uitgebalanceerd bewustzijn. Maar waar bevindt zich het pentagram in dit geheel, die mysterieuze microkosmos met zijn intrigerende gulden snede-verhouding? Phi openbaart zich pas duidelijk wanneer we kijken naar de verhoudingen tussen werelden, naar de ruimtes waar spanning en beweging ontstaan—daar waar het bewustzijn zich verdiept en ontvouwt.
De bekende boeddhistische koan 'Wat is de klank van één hand die klapt?', illustreert dit mysterie treffend. Het leert ons subtiel dat dualiteit noodzakelijk is om beweging mogelijk te maken. Zonder twee tegenstellingen kan energie niet stromen. Juist deze spanning tussen uitersten schept ruimte voor manifestatie en bewustzijn.
Met de Vesica Piscis kunnen we het mysterie van dualiteit en harmonie zichtbaar maken. Wanneer twee gelijke cirkels elkaar overlappen, elk met het middelpunt precies op de rand van de andere, ontstaat het amandelvormige gebied in het midden (aangegeven door de blauwe lijn AB). Dit centrale gebied symboliseert de ontmoeting van twee tegengestelden. Maar om het diepere geheim te onthullen tekenen we vanuit dezelfde middelpunten nog twee grotere cirkels. De straal van deze grotere cirkels is gelijk aan de totale breedte van de overlap tussen de oorspronkelijke twee cirkels. Door deze extra stap ontstaat een nieuwe verticale lijn CD (rood). Nu blijkt dat het lijnstuk CD (rood) en lijnstuk AB (blauw) samen een bijzondere verhouding vormen: namelijk exact volgens de gulden snede (≈1,618). Zo laat deze eenvoudige constructie ons zien hoe twee afzonderlijke krachten, door elkaar te ontmoeten en zich te verbinden, samen iets hogers en harmonieuzers voortbrengen - een perfecte symboliek voor het samengaan van materie en geest, van dualiteit en eenheid.
In eerdere delen van dit artikel zagen we al dat het vijfvoudige pentagram eigenlijk ontstaat uit drie opeenvolgende delingen van één oorspronkelijke eenheid (de monade). Dit proces wordt duidelijk zichtbaar door de stappen van de geometrische animatie. De eerste deling creëert de Vesica Piscis, de tweede deling brengt twee aanvullende groene cirkels voort, en de derde deling vervolmaakt het geheel met rode cirkels. Pas na die derde stap, als het spanningsveld tussen deze vijf cirkels volledig ontwikkeld is, wordt het pentagram zichtbaar.
Wat niet in de animatie zichtbaar is (voor de overzichtelijkheid), is dat niet alleen aan de bovenkant, maar ook aan de onderkant van de Vesica Piscis tegelijkertijd een pentagram ontstaat. Dit betekent dat elke "rozet" of bloemblad van de Levensbloem bij de derde deling automatisch twee perfecte pentagrammen bevat, verborgen in de symmetrie van de schepping zelf. Het pentagram toont daarmee visueel én tastbaar (appeltje, eitje) de relatie tussen de macrokosmos en de afspiegeling ervan, de microkosmos.
Occultisten en mystici vonden in het pentagram altijd al een teken van menselijke en kosmische harmonie, omdat het pentagram precies deze verborgen verhouding Phi belichaamt. Phi is hierbij geen willekeurig getal, maar de universele verdeelsleutel die we op veel plaatsen en in veel fenomenen terugvinden. Het pentagram fungeert daarom niet alleen als een wiskundig symbool, maar ook als een mystieke poort naar het begrijpen van de natuur en de diepere realiteit waar we in leven.
Het pentagram bevindt zich precies daar waar zichtbare en onzichtbare werelden elkaar raken, waar het logische het mystieke ontmoet en waar dualiteit transformeert in dynamische harmonie. Dit is waarom het pentagram al duizenden jaren centraal staat binnen esoterische tradities: het vertelt ons over de diepste geheimen van creatie en bewustzijn.
Slotbeschouwing
Phi, het pentagram en de vijf elementen vormen samen een rijk tapijt van betekenissen dat zowel de rationele geest als de intuïtieve ziel aanspreekt. Historisch gezien werden de vijf oerelementen door verschillende culturen op eigen wijze geïnterpreteerd. De oude Grieken beschouwden aarde, water, lucht, vuur en ether als bouwstenen van materie en kosmos; in China zag men hout, vuur, aarde, metaal en water als dynamische processen. Het pentagram brengt deze ideeën symbolisch samen in één beeld, wat verklaart waarom dit symbool door de geschiedenis heen zo vaak gebruikt werd voor diverse filosofische en mystieke doeleinden.
Wiskundig gezien heeft het pentagram bijzondere eigenschappen die nauw verbonden zijn met de gulden snede (φ), een wiskundig bewezen verhouding die in bepaalde natuurlijke structuren voorkomt, zoals in sommige bloemvormen en in de baan van de planeet Venus. De suggestie dat deze verhouding overal in de natuur zou voorkomen of een universele sleutel tot de werkelijkheid zou zijn, blijft natuurlijk een esoterische interpretatie. Symboliek is geen letterlijke vorm van de realiteit. Desalniettemin biedt deze esoterische benadering van het pentagram en Phi een waardevolle symbolische taal, waarin harmonie tussen tegengestelden, de verbinding tussen lichaam en geest en tussen mens en kosmos, centraal staan. Dit verklaart waarom mystici, vrijmetselaars, rozenkruisers, hermetisten en andere spirituele tradities dit symbool koesteren als teken van verbinding en inzicht.
Voor de rationeel ingestelde geest biedt het pentagram interessante inzichten in wiskunde, geometrie en geschiedenis, terwijl het voor de esoterische zoeker diepere spirituele betekenis kan hebben. Het pentagram herinnert ons aan het menselijk verlangen om orde te herkennen binnen chaos, en symboliseert het idee dat het kleine en grote, de microkosmos en macrokosmos, elkaar weerspiegelen. Zo blijft het pentagram een krachtig symbool voor het verkennen van onze wereld en onszelf - een uitnodiging aan zowel de kritische denker als de spirituele onderzoeker om steeds dieper door te dringen in het mysterie van het leven. De essentie van het pentagram ligt niet in bewezen wetenschappelijke claims, maar in de diepere betekenis die mensen er door de eeuwen heen aan hebben gegeven. In dat evenwicht tussen het materiële en het spirituele, tussen wetenschap en symboliek, ligt wellicht het échte geheim van het pentagram verborgen: het vermogen om een brug te slaan tussen verschillende wijzen van weten en ervaren.